Sicilië is een apart land, ze bezit 140.000 hectare wijngaarden (een beetje meer dan in Bordeaux) waarvan de meeste rond de Etna liggen, die 25% van het landoppervlakte inneemt. In de Romeinse Tijd was Sicilië bekend om zijn vruchtbare grond, het was de graanschuur voor Rome. Daarna werd het land langzamerhand verlaten maar rond de jaren '50 werd de landbouw (olijven, citrusvruchten, amandelen, ...) en de wijnbouw hernomen. Er was toen enkel tafelwijn, Marsala en Moscato te krijgen. Het klimaat is nochtans gunstig voor de wijnbouw, het regent heel weinig tijdens het rijpen van de druiven, waardoor er minder pesticiden gebruikt moeten worden dan elders.
De inheemse variëteiten voor de witte wijnen bestaan o.a. uit grillo, catarratto, muscat en natuurlijk malvasia. Voor de rode wijnen zijn de wijngaarden beplant met inzolia, malescese, nerello en de topper uit het rijtje, nero d'avola. Deze laatste variëteit gedijt hier zeer goed. Ze geeft een fruitig karakter aan de wijn, veel finesse, typiciteit en natuurlijk veel alcohol. Sinds de jaren tachtig is heel Sicilië eveneens aangeplant geworden met de onafwendbare internationale variëteiten zoals chardonnay, cabernet sauvignon en syrah.